Gepubliceerd 06 november 2011 | Door tom ribbens
Gebi en ik liggen op het strand. We zijn op vakantie. We zien straaljagers overvliegen in een formatie, het zijn er veel bij elkaar. Ze zwaaien en maken contact met een gevangenis op een hoge berg naast het strand. We zien de gevangenen die buiten staan achter de tralies terug zwaaien. Ze worden steeds enthousiaster, zwaaien, springen. Ze gaan helemaal uit hun dak tot dat ze dingen over het hek gaan gooien. Ook een hele grote kei en nog een. De ene kei neemt een groot aantal mensen mee, die te pletter vallen op het strand. De andere kei komt achter ons op het strand terecht, waarschijnlijk ook boven op mensen. Paniek breekt los. We zijn Bo en Moon kwijt die aan het spelen zijn ergens anders. Ik roep hard hun namen. Bo! Moon! We gaan ze zoeken en nemen ieder een andere route. Voordat Gebi weggaat geef ik haar haar mobiel, zodat we contact kunnen houden. Ik zeg haar dat we elkaar zien bij het huis dat we gehuurd hebben. Ik roep nog steeds de namen van Bo en Moon. Een jongetje herkent de naam van Bo en neemt me mee naar een huis in een rijtje waar Bo binnen piano speelt met een grote groep kinderen om hem heen. Dan gaat mijn mobiel, waarvan de toetsen kapot zijn, maar ik kan wel opnemen. Ik hoor aan de andere kant stilte en zacht snikken van Gebi. Grote emotie. Ze heeft Moon gevonden, maar er is iets ernstigs met haar tanden. Ze zegt dat Moon van het letsel iets positiefs heeft gemaakt, alsof ze ons als ouders gerust wil stellen. Ik zeg haar door de telefoon dat ik dit emotioneel zwaar vind.
Ter gelegenheid van mijn verjaardag afgelopen week had ik mijn ‘mannengroepje’ uitgenodigd om dit te vieren in het tuinhuisje op de nieuwe moestuin vlakbij waar wij wonen. We komen zo om de 2 maanden bij elkaar en delen mannendingen en het proces van menswording van ieder. Zo vertelde ik dat ik in een soort van midlifcrisis zit die mij brengt bij de wortel van mijn persoonlijkheid. Het traumapunt dat in mijn jonge jeugd is ontstaan, maar dat ik toen niet kon voelen.
Blijkbaar is het nu de tijd om dit toe te laten en bewust te ervaren. Ik schreef daar eerder over. Toen ik dat vertelde aan mijn mannenvrienden merkte ik dat ik niet verder kan kijken dan dit punt. Ik kan niet meer vanuit mijn oude patronen een beeld vormen van de toekomst. Zo gewend als ik ben om mijn eigen leven vorm te geven, te organiseren, nu lukt dat niet meer en lijkt het alsof ik in deze periode van niet weten mag wachten totdat ik word geleid.
Zoals ik het ervaar, heb ik vaak rond mijn verjaardag een depressief gevoel. Alsof ik onbewust wordt geconfronteerd met de omstandigheden waarin ik geboren ben. Die waren niet ideaal. Ik was uitgerekend in december en mijn vader die als stuurman de wereldzeeën afvoer, had dan ook in december gepland om thuis te zijn. Maar ik werd 2 november geboren, precies op de 21e verjaardag van mijn moeder. Ze was alleen thuis in Bergen op Zoom, zonder telefoon en zonder man. En toen ze uiteindelijk bij de buren had gebeld, kwamen haar ouders met de bus uit Steenbergen. Haar moeder bleef een nacht, omdat zij ook nog een gezin had waar ze voor moest zorgen. Het buurmeisje bleef daarna nog enkele nachten slapen omdat de thuiszorg pas in december was besteld en niet zo snel iemand had die in kon springen. Daarnaast was het ook nog koud en in haar onwetendheid legde mijn moeder me in een wiegje bij de verwarming beneden, terwijl ze zelf boven in bed ging liggen. Ziedaar de eerste ‘crack’, de breuk in mijn leven door het gemis aan lichaamswarmte en omvatting van mijn moeder. De eerste wortel van mijn overtuiging dat er niemand, dat er geen liefde voor me is. Anderhalf jaar later werd mijn gehandicapte zusje Marion geboren. Alle aandacht ging logischerwijze naar haar, zodat mijn gemis aan warmte en nabijheid werd benadrukt. Ik weet nog goed het moment dat ik als klein jongetje besloot dat ik het verder alleen moest doen. In de twee jaar dat mijn zusje leefde, heb ik wel liefde voor haar gevoeld. Ik kan dat nu nog ervaren en zien op oude foto’s waar ik samen met haar in de box zit. Toen ze overleed was dat wederom een bevestiging voor mijn overtuiging dat er niemand voor me is, dat er geen liefde voor me is. Volgens mij doet het er niet toe wat de unieke en persoonlijke omstandigheden zijn die de afgescheidenheid van de liefde veroorzaken. Het gaat om de onvermijdelijke ervaring van de afgescheidenheid van liefde.
Ik kan nu veel beter zien welk gedrag ik vanuit dat punt heb ontwikkeld, als compensatie om de pijn van dat gemis aan liefde niet te hoeven voelen. Tegelijkertijd bevestigde ik juist door mijn gedrag diezelfde pijn, een zich steeds herhalend patroon. Het lijkt alsof het nu tijd is om dit punt echt toe te laten, te ervaren en een plek te geven. Dat begint bij het durven toelaten van hulp die er om me heen is. Voor mij een moeilijk punt vanuit de basisovertuiging dat er niemand voor me is. Ik wil niet meer weg van dat punt, wil het nu meer dan ooit aangaan.
Een lezer van deze site vroeg me deze week nog of het geen luxe is om tijd te hebben om die crisis in mezelf toe te laten. Zij kwam daar helemaal niet aan toe, was bezig om alle praktische zaken in haar leven te regelen. Ik zei haar dat ik het zie als een fase die nu aan de beurt is. Zij zit in de fase die voor haar klopt en voor mij klopt nu deze fase om in mijn midlife deze crisis toe te laten en het niet te compenseren met wat veel mannen in de midlife doen; een nieuwe (lees: jongere) vrouw, een snelle auto, een nieuwe gadget. Terwijl het af en toe niet meevalt om de ruimte voor mijn crisis te combineren met de druk van de verantwoordelijkheden die ik heb op dit moment heb in mijn leven.Nu ik langer en dieper stilsta bij het traumapunt in mijn jeugd, begin ik open te staan voor het geestelijke idee dat ik zelf voor dit leven gekozen heb. Dat dit leven inclusief mijn geboorte, mijn jeugd etc. precies de juiste ingrediënten voor mij, voor mijn ziel heeft om te ontwikkelen, om te groeien, om de weg te vinden terug naar de liefde die op me wacht. Dat zou betekenen dat er reeds een bewustzijnspunt – mijn bewustzijn!! – aanwezig is al voor mijn geboorte en waarom zou er doordenkend vanuit die wetenschap ook geen bewustzijn aanwezig zijn na mijn sterven? Ik kon me de afgelopen weken op dit punt concentreren. Het maakt mijn ‘ik’ groter, groter dan alleen het leven tussen mijn geboorte en sterven. En het helpt om niet telkens de schuld te geven aan de mensen die me in mijn leven hebben gekwetst en me daardoor hebben bevestigd in die onbewuste overtuiging dat er niemand voor me is, dat er geen liefde voor me is. Dat dit leven met al zijn omstandigheden voor mij helemaal perfect is. Het helpt mij om helemaal ‘ja’ te zeggen tegen mijn leven.
De dag voor mij verjaardag was ik bij Marlene Driessen van de Innerlijke Lijn, waar ik de afgelopen jaren een aantal trainingen heb gevolgd. Ik vertelde haar hoe zwaar het soms in momenten is om het gevoel toe te laten wat ik als kind had in de afgescheidenheid van de liefde. Het kader wat Marlene me biedt stelt me gerust in wat ik eigenlijk al weet, namelijk dat het toelaten van de pijn de basis vormt voor het ontvangen, de overgave aan de liefde die er is. Alsof de pijn de tegenkracht is, een bodem maakt, een ontvangstkanaal. Dat is eigenlijk wat ik zelf al had ontdekt en wat steeds weer de motivatie is om naar mijn pijn toe te gaan. In de pijn zit het verlangen opgesloten, de pijn brengt me bij het verlangen. En mijn verlangen is, hoe kan het ook anders, het ervaren dat de liefde er (wel) voor me is. Dat de liefde die met zijn grote licht op mij wacht niets liever wil dat ik een stap zet over de drempel. Die eenwording met die liefde is mijn grootste verlangen, maar dat mag wel in mijn eigen tempo. Ik mag de liefde leren vertrouwen, ik mag me veilig leren voelen.
Nu ik meer ga voelen op het punt waar ik me heb afgescheiden van de liefde, is het niet zo vreemd dat ik meer droom. Dromen is een manier van het geestelijk deel, de essentie om contact te maken met mij. Er zit in de aandachtslaag van de droomwereld namelijk geen belemmering van mijn persoonlijkheid. Ik weet direct als er een betekenisvolle droom tussen zit en heb me aangeleerd – als oefening die ik heb geleerd bij de Innerlijke Lijn – om deze op te schrijven. Ik wil twee dromen delen die ik deze week had. De eerste staat aan het begin van deze tekst, de tweede volgt hieronder. Je zou het als oefening eens kunnen proberen om voordat je gaat slapen aan je essentie of geestelijk deel te vragen om een betekenisvolle droom. Het helpt om een schriftje met pen op je nachtkastje of onder je bed te leggen om de droom daarna op te schrijven.
Daarnaast vind ik het leuk als je eens reageert op de wetmatigheid die ik in deze tekst heb genoemd; dat er reeds een bewustzijnspunt – jouw bewustzijn!! – aanwezig is voor je geboorte en waarom zou er doordenkend vanuit die wetenschap ook geen bewustzijn aanwezig zijn na je sterven? Wat vind je hiervan? Herken je dat of vind je het onzin? Zou dat kunnen betekenen dat de dood niet bestaat? Reageren doe je via het gastenboek op deze site.
Ik ben ergens binnen, in een ruimte, wat later blijkt een soort van Boeddhistisch klooster. Er komt een lezing aan en mijn leermeester neemt me mee naar voren, naar de plaats waar de monniken in een verlicht vierkant zitten op speciale stoelen. Het is een fijne man, Aziatisch, humoristisch. Hij draagt een lang, donkerrood kleed met gouden of gele stippeltjes, accenten. Ik voel me heel gelijkwaardig. Hij is zijn hoedje kwijt, ik zie hem liggen ergens op en geef het hem. Het is een zwart, plat, stoffen hoedje met een knop in het midden. Ik ga naast hem zitten in het vierkant. Daarna komt de man binnen die de lezing gaat geven, vlak naast me. Wow, zegt de man tegen mijn leermeester, je hebt hem een krachtige energie gegeven, ik voel het tot hier! Kun je dat voelen, vraagt hij aan mij. Ja, zeg ik, heel subtiel van binnen.
Dan kijk ik naar buiten, er zijn prachtige luchten. Een grote zwerm vogels vliegt langs het klooster. Het worden steeds meer vogels, die steeds harder vliegen. Dan wordt de zwerm achterna gezeten door een 10-tal vliegtuigjes, die op hen jagen. Daarna zie ik de landgoed eigenaar, de eigenaar ook van de vliegtuigjes. Hij loopt over zijn eigen landgoed door een veld met allemaal oude autowrakken. Het is een grote man met een groot hoofd met rood haar. Achter hem rijdt zijn zoontje op een fietsje, die sprekend op hem lijkt. Het valt me op dat het nog een aardig mannetje lijkt, in tegenstelling tot zijn vader.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!