Gepubliceerd 28 maart 2015 | Door tom ribbens
Zondag is het palmzondag. Jezus wordt als een koning in Jeruzalem onthaald. Als een redder, als een verlosser. Werelds succes. Door de wereld gezien worden, toegejuicht worden. Dezelfde mensen die je de ene keer bejubelen, laten je de volgende keer vallen als een baksteen. Voorwaardelijke liefde. De ene keer een held, de volgende keer een loser. Het kan iedereen overkomen. Je maakt een foutje, je voldoet niet meer aan het beeld dat anderen van je hebben en je wordt afgeserveerd.
Toch is het verleidelijk om te gaan voor werelds succes. Dat zit in mij, dat zit in ieder van ons. Te willen voldoen aan het ideale, perfecte beeld dat anderen van je hebben, zonder smetje, zonder foutje. In de hoop dat je dan wordt liefgehad. Krijgt waar je zo naar verlangt. Het is het beeld van de kunstmatig gevormde en gekleurde tomaten die in de supermarkt liggen. Maar smakeloos zijn. Het is het perfecte, onkwetsbare beeld dat geen rimpeltje, geen ouderdom verdraagt. Geen dood, geen eindigheid. Het is de volmaaktheid van de jeugdigheid die ik probeer te grijpen. De schoonheid, de vitaliteit, altijd blij, altijd vreugde, hagelwitte tanden, volle lippen.
We proberen aan de buitenkant te grijpen wat van binnen aanwezig is, maar wat we vergeten zijn, waar we het contact mee kwijt zijn. Als we het ons herinneren, hoeven we niet meer te grijpen. Want met het zoeken naar de volmaaktheid buiten ons, draaien we ons hoofd weg voor de onvolmaaktheid. Wat ziek is, lelijk, oud. We stoppen het weg, buiten ons zicht. In tehuizen of inrichtingen. We hebben er ook steeds minder belastinggeld voor over. Ziekte en ouderdom is een kostenpost geworden, waarop we moeten bezuinigen. Je zou ook kunnen zeggen dat het beeld van volmaaktheid ophouden steeds meer geld kost, zodat er voor de onvolmaaktheid steeds minder geld over is.
Zo binnen zo buiten. Zoals we met anderen omgaan, zo doen we dat ook met onszelf, met de onvolmaaktheid in ons zelf. Dat wat in ons zelf verwaarloosd is, niet gezien, gekwetst, onderdrukt. Dat deel in ons dat soms om hulp roept, aandacht vraagt, gehoord wil worden. Maar willen we er naar kijken, durven we ernaar te kijken? Hoe zorg ik voor een deel in mij, waar nooit voor gezorgd is? Hoe houd ik van een deel van mij, waar nooit van is gehouden? Het maakt me machteloos, onhandig, onwetend, kwetsbaar. En dat is precies wat ik probeer te vermijden, niet past in het volmaakte plaatje dat ik naar buiten toe wil ophouden. Gisteren was ik in de Pont, museum voor moderne kunst in Tilburg. Er hing een serie indrukwekkende schilderijen van Marlene Dumas. Palestijnse mensen die geblinddoekt zijn. Ik probeerde te voelen wat je voelt als je geblinddoekt bent. Machteloos, overgeleverd, in paniek. Zoals dat verwaarloosde deel zich in mij voelt, als er niet naar wordt geluisterd.
Dezelfde mensen die Jezus als een held binnen halen, laten hem een week later als een baksteen vallen. Als het verwaarloosde en in de steek gelaten kind in onszelf, wordt Jezus aan het kruis genageld. Klem gezet, tegen de muur gedrukt, door het oog van de naald. Het is precies hetzelfde als wat ik voel, als ik in disbalans ben. Als ik me door mijn oude patronen tegen de muur voel gedrukt. De grens voel van mijn persoonlijkheid, die zijn wortels heeft in de liefde die ik vroeger heb gemist, de onvermijdelijke onvolmaakte liefde van mijn ouders. Ik heb nu vaak niet meer de energie om dit gapende gat, dit tekort te compenseren. Ik kan niet anders dan dit tekort te voelen, de onmacht, de verwaarlozing. Dit vraagt soms al mijn onverdeelde aandacht, die eenzaamheid vraagt, geen enkele impuls of prikkel van buitenaf verdraagt. Precies zoals Jezus in de tuin van Getsemane of in de laatste momenten voor zijn dood. En daar zit nu precies de ingang.
Het wonder van het hart namelijk is, dat het niet gaat stromen bij het zien van volmaaktheid, maar juist van onvolmaaktheid. There’s a crack in everything, that’s how the ligth gets in, zingt Leonard Cohen. Het hart zoekt het gat, de leegte waar het naartoe kan stromen. Het hart maakt het onvolmaakte volmaakt, heel. Het lijkt alsof Jezus met zijn leven en sterven dit principe, deze wetmatigheid van liefde hier op aarde heeft ingevoerd. Voor ons bereikbaar heeft gemaakt, in ons bewustzijn heeft gebracht. Het is als een handreiking van de andere kant, als een metgezel op de reis van het leven hier op aarde. Ik hoef niet te streven naar volmaaktheid in de overtuiging dat ik dan word liefgehad. Ik hoef alleen maar mijn hoofd te keren naar het verwaarloosde kind in mij, dat om hulp roept. En de liefde toelaten die er op die plek voor me is, altijd is geweest in feite, maar ik als kind niet het bewustzijn had om dit te zien. En om die reden een harnas om me heen heb gebouwd om mezelf te beschermen. Nu dit bewustzijn in mij langzaam begint te groeien, hoef ik me niet langer te beschermen met mijn patronen, mijn valse overtuigingen. Ik kan meer mezelf zijn, ontspannen, de kramp en spanning loslaten, mezelf aanvaarden zoals ik ben. Op dit punt word ik door het wonder van de liefde geheeld. Het wonder wat dus eigenlijk een wetmatigheid is.
Jezus laat ons zien wie we als mens in wezen zijn. De potentie die we als mens hebben. Daarbij is de kruisiging in feite de ingang en het moment dat Jezus opstaat uit zijn graf de uitgang. Met ingang bedoel ik dat we bij het stuk in ons moeten zijn dat verwaarloosd, niet gezien, misbruikt, onderdrukt is om precies daar de liefde te kunnen toelaten die er voor ons is. En met uitgang bedoel ik dat het resultaat hiervan is dat we geheeld worden, getransformeerd worden. Als een licht dat wordt ontstoken, als een vlammetje dat oplaait, als een vuur dat in ons brand. Als een rups die een vlinder wordt. Als een mens die meer is dan alleen een schakeltje in het systeem, dat op dit moment zo aan het verharden is en alleen nog maar om geld lijkt te draaien.
Grote woorden voor de kleine en tegelijk grote mens die ik ben, die ieder van ons is. Ik ben langzaam aan het leren om niet meer weg te lopen voor mijn disbalans, me te beschermen tegen dat deel in mij dat zeer doet, dat verwaarloosd is. Ik durf er meer naar toe te gaan, er niet meer bang voor te zijn. Er naar te verlangen zelfs. Daar wil ik zijn, daar waar het zeer doet, maar waarvan ik weet dat er opvang is, antwoord is van de liefde van binnenuit. Ik word geheeld, ik word genezen in het tempo dat ik aankan. Eigenijk hoef ik niet zoveel te doen, ik mag mijn controle loslaten en me overgeven aan de hulp, de begeleiding die er van binnenuit is. Ik mag daar op vertrouwen, op leren vertrouwen. En dat is heel wat voor iemand die het altijd alleen moest doen, dacht dat hij het altijd alleen moest doen en sterk moest zijn. Dat deel in mij dat de bouwlieden hebben afgekeurd, is langzaam de hoeksteen aan het worden. Dat verdient een anthem!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!