Gepubliceerd 10 september 2014 | Door tom ribbens
De afgelopen weken heb ik veel geleerd. Misschien niet iets heel erg nieuws, maar meer dingen die ik al wist, maar door de dagelijkse bezigheden vergeten was en nu dieper tot me doordrongen. Toen ik de afgelopen maandag samen met een aantal mensen de latifa-oefening deed, raakte ik bij de laatste kwaliteit IK WIL helemaal vervuld van binnen. De woorden die in me op kwamen waren; alles wat ik wens is er al. Het leek een antwoord op de dagen van leegte en benauwdheid die ik had nadat ik weer ging werken na mijn vakantie. Alsof een nieuw bewustzijn weer een stukje verder werd geboren in mij, zoals een lotusbloem die groeit in de modder. Bij mij dient een nieuw bewustzijn zich niet aan in een helder en allesomvattend visioen. Nee, dat gaat stukje bij stukje, na telkens weer een worsteling die me bij de grenzen van mijn persoonlijkheid brengt.
De volgende dag liep ik door onze tuin in het bos en het voelde alsof ik door het paradijs liep. Ik begreep opnieuw dat het paradijs reeds onder ons is. Door dit even heel sterk te ervaren, besefte ik ook hoe absurd het is om dit paradijs niet te willen delen, om dit voor jezelf te willen houden. Een hek erom heen; dit is van mij. Waarmee je dus direct zegt; dit is niet van jou. Daarmee scheppen we dus vanuit ons denken, ons hoofd, dualiteit, afgescheidenheid. In onszelf, maar direct ook in de buitenwereld. Dat is de collectieve werkelijkheid die we samen scheppen en waar onze maatschappij op is gebaseerd. Ik snapte met deze ervaring weer even dat dit beperkt uitgangspunt niet de volledige of uiteindelijke werkelijkheid is. Er is een andere, diepere werkelijkheid, namelijk dat het paradijs reeds onder ons is en dat dit paradijs van iedereen is.
Het paradijs is van iedereen, het is een speelveld zonder enige stress of zorgen. Hier wordt voor ons gezorgd, er is geen tekort waar we bang voor hoeven te zijn. Dit idee van tekort scheppen we echt zelf, in ons denken, in ons hoofd vanuit het beperkte, nauwe bewustzijn waarin we collectief leven en wat in feite een innerlijke gevangenis is. We voeden onze kinderen op in dit beperkte bewustzijn, op school, als voorbereiding op het werk dat we gaan doen. Dat is onze conditionering, waarbij we het paradijs voorwaardelijk maken. En op dat moment plaatsen we onszelf uit het paradijs, doordat we denken dat we het paradijs moeten verdienen, dat we ergens aan moeten voldoen. We scheppen met dit uitgangspunt macht, maar in feite is het de onmacht om te kunnen ervaren dat het paradijs reeds aanwezig is. We scheppen ongelijkheid, doordat de een macht gaat uitoefenen over de ander en de ander zich kleiner, minderwaardig maakt. Allemaal uit angst om het paradijs te verliezen. Het lijkt in het scheppingsverhaal dat Adam en Eva, de mens dus eigenlijk, uit het paradijs worden gezet. Maar als je hier met andere ogen naar kijkt, is het geen verhaal van oorzaak en gevolg. Van goed of fout. Het schetst alleen maar de twee bewustzijnslagen die aanwezig zijn hier op aarde. Het bewustzijn van het paradijs dat reeds aanwezig is en nooit is weggeweest. En het bewustzijn dat we bang zijn, dat we denken dat we hard moeten werken voor dit paradijs, zondig, schuldig, minderwaardig. In die zin zijn we het paradijs niet verloren, maar eerder vergeten. Het is onze worsteling als mens om deze twee bewustzijnslagen bij elkaar te brengen, te verbinden. Met de voeten op aarde en met ons hoofd in de hemel.
Met de gedachte dat het paradijs voorwaardelijk is, doen we onszelf als mens ernstig tekort. We maken ons afhankelijk van de voorwaarden die anderen aan ons stellen, we maken ons klein, minderwaardig. Daarin worden we als kind al geconditioneerd in het systeem waarin we leven. Terwijl en dat is wat het scheppingsverhaal ons volgens mij vertelt, het paradijs ons erfrecht is. Omdat we mens zijn, als mens geschapen zijn. We zijn het niet verloren en daardoor hoeven we het ook niet te veroveren op een ander, op een andere groep bijvoorbeeld, waarmee we oorlog voeren. Alle oorlogvoeringen zijn terug te brengen op dit beperkte uitgangspunt; het idee dat we het paradijs zijn verloren. En dat het paradijs te vinden is in de uiterlijke wereld, terwijl het een innerlijke ervaring is, waarmee we naar de buitenwereld kunnen kijken. Net zoals de zoektocht naar de Heilige Graal een innerlijke queeste is. We kunnen het paradijs niet verliezen. We zijn niet verdreven uit het paradijs, het is een ander bewustzijn dat ons afgescheiden maakt van deze hemel die hier op aarde aanwezig is. Een bewustzijn, een misverstand dat we collectief in stand houden. Misschien moet het ook wel zo zijn, is het onderdeel van de schepping dat we denken dat we het paradijs zijn verloren. Om het daarna weer terug te vinden en te snappen dat het nooit is weggeweest. Dat heet dan transformatie, wat wellicht ons meest belangrijke doel als mens hier op aarde is, om te groeien in ons bewustzijn. Dit doen we op de eerste plaats als individu. Vanuit de persoonlijke pijn van onze afgescheidenheid naar het van binnen toelaten van het nieuwe bewustzijn van heelheid, van het paradijs.
Is het ervaren van het paradijs afhankelijk van de omstandigheden waarin we leven? Je zou misschien denken; hoe mooier de omstandigheden, hoe groter de kans om het paradijs hier op aarde te kunnen ervaren. Ik denk dat het tegendeel eerder waar is. Als je kijkt onder het dunne oppervlak van de mooie beelden die bv. de rijke en succesvolle mensen hier op aarde naar buiten brengen, zie je vaak een heel andere werkelijkheid. Ook na het zien van de serie Top of the Lake met als locatie de prachtige natuur van Nieuw-Zeeland werd me opnieuw duidelijk hoe moeilijk het is om het paradijs wat reeds aanwezig is te ontvangen. Tien jaar geleden was ik met Gebi en de kinderen op bezoek bij de zus van Gebi in Nieuw-Zeeland. Zij woonde in een prachtig gebied op Zuid Eiland. De mensen echter die er woonden, net als in de serie Top of the Lake, waren depressief, ze dronken bovenmatig, er was veel geweld en sexueel misbruik. Ik zelf kan het paradijs alleen maar ervaren als ik eerst de nauwe poort van mijn afgescheidenheid ben doorgegaan. De psycholoog Viktor Frankl schreef over zijn leven in het concentratiekamp en hoe gevangenen in deze uitzichtloze situatie een stukje paradijs ervoeren door een mooie zonsondergang of een andere ervaring van de natuur. Zij ervoeren het paradijs juist door het grote contrast met de dagelijkse werkelijkheid waarin zij leefden.
Op zekere avond, toen wij uitgeput aan het werk in onze barak op de grond zaten, soepkommen in de hand, stormde een medegevangene binnen met het verzoek ons naar buiten te spoeden om op het appelterrein een schitterende zonsondergang te bewonderen. Toen we buiten stonden, zagen we dreigend gloeiende wolken aan de westelijke horizon en de lucht was vol schapenwolkjes, fantastisch van vorm en kleur, van staalblauw tot bloedrood. De trieste grauwe kampbarakken vormden een groot contrast met deze brandende hemel, die werd weerspiegeld in de plassen van het modderige appelterrein. Na enkele ogenblikken van ontroerende stilte zei een gevangene tegen een vriend: “Hoe mooi zou de wereld toch kunnen zijn!”
Juist als we in een benarde situatie de beperking kunnen ervaren van het oude bewustzijn, kondigt zich de ervaring van het nieuwe bewustzijn aan. En het zou inderdaad een mooie vraag zijn; hoe zou mijn leven eruit zien als ik dat nieuwe bewustzijn van het paradijs dat reeds aanwezig is als uitgangspunt neem voor mijn leven? En hoe zou de wereld eruit zien als we dit uitgangspunt ook collectief zouden hebben?
Het is het beeld dat ik op dit moment met me meedraag; dat ik met mijn leven hier op aarde het zaadje ben dat in de grond is gestopt en waar van binnenuit een nieuw bewustzijn groeit. Precies zoals dit bewustzijn in ieder van ons geboren wil worden.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!