Gepubliceerd 27 mei 2015 | Door tom ribbens
Regelmatig wordt er gesproken over het nieuwe werken. Ook ikzelf ben bezig om me weer opnieuw te verhouden tot het werk dat ik doe. Soms heeft dat te maken met WAT ik doe, maar misschien nog wel meer met HOE ik het doe. Begin dit jaar werd ik namelijk geconfronteerd met mijn neiging om heel mijn dag, heel mijn week vol te plannen met wat ik allemaal MOET doen. Dat wat functioneel is. En dat gaat zowel over mijn werk (dagbesteding, individuele begeleiding, Pluk&Plenty) als over mijn privé. Iedere dag kinderen (het zijn trouwens ondertussen al behoorlijke tieners geworden) vanuit het buitengebied waar we wonen naar en van school brengen en halen, boodschappen tussen mijn werk door doen, kinderen naar toneel, muziekles brengen. Ik ben altijd wel ergens naartoe op weg. Tussendoor probeer ik dan ruimte voor mezelf te maken, maar dat schiet er meestal bij in. Mijn behoefte komt op de laatste plaats.
Dat is ook onderdeel van mijn patroon waarbij op de eerste plaats alles komt wat moet en de vragen van anderen, pas daarna ben ik zelf aan de beurt. Dat patroon zit diep en heeft als wortels een aantal (valse) overtuigingen, zoals ik ben de liefde niet waard. Daar zit bijvoorbeeld aan vast; ik moet sterk zijn en ik ben verantwoordelijk voor het leed van de ander. Deze oude overtuigingen ontstaan in mijn vroegste jeugd, zorgen ervoor dat ik de liefde voor mezelf loslaat en ik van hot naar her ren in de poging om maar goed voor anderen te zijn, zodat zij van mij gaan houden. Zo is het gelukkig niet altijd. Soms zijn er dagen dat ik de liefde voor mezelf voel en helemaal in balans ben. Dan klopt alles wat ik doe. Soms zijn er dagen dat ik hijgend en puffend de eindstreep haal, dingen doe die helemaal niet kloppen, gaten vul van anderen bv. En al de dagen die er tussen in liggen. Ik sta als het ware met een been in het nieuwe (leven en werken vanuit verbondenheid), maar ook nog met een been in het oude (leven en werken vanuit afgescheidenheid). Nu is daar de afgelopen jaren met veel innerlijke werk al behoorlijk veel in verschoven, maar het blijft voor mij een belangrijk, steeds terugkerend thema!
Vanuit dat diepe patroon van het gericht zijn op de vragen van anderen of het vullen van gaten, kom ik op een gegeven moment klem te zitten, waardoor ik me vooral ’s nachts volledig overspannen kan voelen, uit balans. Door die disbalans voelde ik het grote verlangen om nu definitief mijn ankerpunt te verleggen van het centraal zetten van anderen of wat ik moet naar het centraal zetten van mezelf en mijn behoefte. Dit werd ook geholpen doordat ik last kreeg van een lyme bacterie en mijn energieniveau en immuunsysteem behoorlijk omlaag waren gegaan. Ik had vermoeidheidsverschijnselen en pijn in mijn spieren na zo’n beetje iedere inspanning. Verlangen en noodzaak tegelijk om mijn patronen te veranderen. Het verlangen voelen is een punt, maar het concreet vorm geven van dit verlangen is het volgende punt, waar ik me soms behoorlijk gehandicapt in voel. Hoe in hemelsnaam zet ik mezelf centraal? Eigenlijk is dat een voortdurende oefening, iedere dag, ieder moment weer. Daar gaat wat mij betreft het nieuwe werken over.
Want los van mijn individuele diepe patroon, is het ook een collectief patroon dat we pas iemand zijn als we iets doen. Wat doe je is bij ons vaak de eerste vraag die wordt gesteld. Ik ben wat ik doe. En in het werk staat vaak ook nog het doel (target), het resultaat centraal. En niet wijzelf als mens. We worden het bezit van ons werk. Het lijkt wel alsof we met het opofferen van onszelf, het geld dat we verdienen kunnen rechtvaardigen. We zijn geïnfecteerd door het rendementsdenken, zou je kunnen zeggen. De acteur Ramsey Nasr schreef hier een erg goed artikel over. Ook ik heb daar regelmatig last van in mijn dagelijks leven, ook al heb ik geen baas boven me. Als alles af is, alles klaar is, dan is het goed. En vaak lukt me dat ook wel, als ik veel energie heb, als ik in balans ben. Dat lukt ook nog als ik dan mijn innerlijke behoefte negeer, die tijdens deze eenzijdige werkhouding aan de deur begint te kloppen. Maar het lukt niet meer als ik omval van binnen en ik niet anders meer kan dan naar mijn innerlijk en mijn innerlijke behoefte te luisteren. Het gaat hier trouwens niet alleen over mijn behoefte. Het is ook mijn diepe verlangen om naar mijn innerlijke stem, mijn ziel, hoe je dat ook wilt noemen, geestelijk deel te luisteren. En daarvoor helpt het niet om heel de dag van de ene afspraak naar de andere te rennen. Om naar de stem van je ziel te luisteren, van je innerlijk, dien je aanwezig te zijn. Gewoon er te zijn, stil te zijn, zonder ruis van buiten, maar ook zonder de ruis van binnen van wat nog allemaal gedaan moet worden en af moet komen. Trouwens wat geldt voor de ontmoeting met mijn ziel, geldt natuurlijk ook voor een werkelijke ontmoeting met anderen. De tijd nemen om echt iemand te ontmoeten is vaak een zeldzaamheid geworden.
Hoe kan ik nu werken, mijn dingen doen, zonder het contact met mezelf en mijn innerlijk te verliezen? Dat vraagt een heel andere werkhouding. Ik zal een concreet voorbeeld noemen. Deze week zag ik dat het gras gemaaid moest worden. Al een paar dagen. Ik zag daar erg tegenop toen ik dacht aan de grote hoeveelheid die gedaan moest worden, wilde ik het in 1x afmaken. Ik had wel zin in de activiteit zelf, zin in het buiten zijn. Als ik dan luister naar mijn functionele kant die deze klus af wil krijgen, heb ik de neiging om mijn grens te negeren, niet te luisteren naar mijn innerlijk die op een gegeven moment zegt; nu is het genoeg. Ik ben moe, nu stop ik ermee, tijd voor iets anders. Als ik wel naar mijn innerlijk, naar mijn gevoel luister en daardoor helemaal aanwezig ben, gaat het als volgt. Ik begon met maaien en zag dat de notenboom nog wat mest nodig had. Ik zag ook dat het randje van het gras waar ik met de maaier niet bij kon, nodig bij geknipt moest worden. Ik zag nog een paar hoopjes onkruid van gisteren die opgeveegd moesten worden. Als ik dan alleen in mijn functionele kant zou zitten, zou ik dit negeren en hard doorwerken om dat af te maken wat ik van plan was. Nu besloot ik om met veel aandacht een stukje aarde rond de notenboom schoon te maken en met mest te bestrooien. Ik besloot de hoopjes onkruid op te harken en het lange gras aan de rand af te knippen. Het resultaat is dat ik niet af kwam met al het gras dat gemaaid moest worden (morgen is er weer een dag!), maar ik me wel veel completer voelde door de klusjes die op mijn pad kwamen en al maanden waren blijven liggen en waar mijn oog op viel.
Dit voorbeeld heeft voor mij met het nieuwe werken te maken. Ten eerste het helemaal aanwezig zijn in wat je doet. Dat maakt de kwaliteit van werk uit. En niet, zoals tegenwoordig met kwaliteit wordt bedoeld, het invullen van lijstjes en als die lijstjes kloppen dan heb ik mijn werk goed gedaan. Ik ben helemaal aanwezig in mijn werk, inclusief die kant in mij die kwetsbaar is, die gevoelig is, die grenzen heeft, een behoefte heeft. Mijn menselijke kant dus eigenlijk. Waar trouwens ook mijn talent en creativiteit zit. Als ik helemaal aanwezig ben, zie ik ook andere dingen, zoals de notenboom of het grasrandje. Daar waar mijn oog op valt, daar doe ik iets mee, daar neem ik verantwoordelijkheid voor. Ik neem verantwoordelijkheid voor het geheel. Dat kan betekenen dat ik afwijk van het plan dat ik had of in mijn hoofd zou moeten (het maaien van het gras van heel de tuin). Hierdoor voel ik mezelf completer en krijgt alles wat anders blijft liggen aandacht. Dit wordt mijn nieuwe oefening de komende tijd. Wat ik trouwens jarenlang geoefend heb bij de Voorde, tegenwoordig Pulsar geheten. Die manier van werken heette daar helend klimaat. Op bepaalde momenten van de dag, meestal in de ochtend werkten we met z’n allen in of buiten het gebouw. Meestal was er een thema wat we meenamen in het werk, waardoor we verbinding konden houden met onszelf en het werk niet louter functioneel werd. Ook stopten we precies op de afgesproken tijd, of het werk nu af was of niet.
Je zou het werken in verbinding kunnen noemen, in plaats van het functionele werken in afgescheidenheid. Ik schreef al eerder in een artikel over de term hooggevoeligheid. Het is een term waarin ik mezelf herken, maar ik moet nog leren dat veel serieuzer te nemen, de hooggevoeligheid te integreren in mijn leven. Soms komt deze hooggevoeligheid op en als ik dan in mijn functionele kant zit, met mijn oogkleppen op, is die hooggevoeligheid een lastpost. Maar eigenlijk geeft deze hooggevoeligheid mij de kans om me te verbinden, is het een schat. Het noodzaakt me om me te blijven luisteren naar mezelf, naar mijn behoefte, wat ik voel, naar wie ik ben als mens, naar mijn grens. Die hooggevoeligheid biedt me de kans om helemaal aanwezig te zijn. Ik denk eigenlijk dat dit de nieuwe norm van werken zou moeten zijn. Een nieuwe balans, zoals ik die pas vond toen ik aan het zwemmen was. Ik voelde me gedragen door het water en tegelijkertijd de kracht van mijn eigen beweging om boven te blijven, om niet te zinken. Dat was alles, zonder doel van bijvoorbeeld een aantal baantjes zwemmen in een uur, maar de balans tussen het gedragen worden en mijn eigen inspanning. Dat was een heerlijk gevoel waarin ik helemaal aanwezig was.
In het nieuwe werken is ook gelijk de afgescheidenheid tussen werken en vakantie verdwenen. Eerst werken we ons 50 weken het apelazerus om daarna in 2 weken bij te moeten komen. Alles wat we in het jaar hebben gemist, moeten we dan inhalen. Onmogelijk natuurlijk. De Belgische filosoof Johan Braeckman schreef daar een heel goed artikel over. Vakantie is een ander woord voor zijn. Dat zijn mag onderdeel worden van ons werk zou ik zeggen. In mijn werkhouding mag het iedere dag vakantie zijn. Waar heb ik nu zin in? Waar word ik nu blij van? Ik vind dat een hele klus, ik kan echt volledig gevangen zitten in het moeten, in het functionele en ben ik blij als ik naar bed kan om van die bezetting, die innerlijke bezetting verlost te zijn. Het vraagt van mij een nieuw soort discipline om te luisteren naar mezelf, in plaats van mezelf te negeren en voorbij te lopen. Wil ik echter een heel mens worden, een vrij mens worden, dan zal ik me van deze innerlijke, functionele dwang dienen te bevrijden. Misschien kom ik dan ook meer met mijn beide benen in het nieuwe terecht, zonder het oude te veroordelen overigens. Daar komt nog bij dat mijn individuele transformatie hierin, ook een transformatie is die collectief plaatsvindt. Er vindt op collectief niveau een verandering plaats, die altijd begint bij het individu. Ik had over dit nieuwe dat geboren wordt een mooie droom deze week. Daar wil ik dit artikel mee afsluiten.
Ik ben met mijn ouders op vakantie. Samen met hen loop ik een strand op. Grote golven komen op ons af vanuit de zee. Het is de vraag of we niet overspoeld worden, zo hoog. Maar dan verdwijnen de golven en achter de golven ligt geen zee, maar een landschap, een nieuw landschap. Ik zie de bomen. Vanuit dat landschap komen mensen op ons afgelopen, nieuwe mensen met een andere taal. Ik spreek een vrouw aan, die me apart neemt en zegt dat we moeten mengen. Wij moeten het nieuwe landschap in lopen en zij moeten onze wereld in lopen. Als ik verder loop, raakt me dat diep en denk; eindelijk een gebeurtenis vanuit de andere kant, vanuit gene zijde.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!