Gepubliceerd 18 jumi 2013 | Door tom ribbens
Af en toe kan ik ervaren dat ik vanuit het geestelijke ben ingedaald in het materiële. Dat mijn oorsprong, mijn afkomst niet ligt in dit materiële, maar in het geestelijke. Als ik me dit herinner, me bewust ben, krijg ik ook contact met wat ik hier te doen heb op aarde, in dit leven. Mijn roeping. Mijn vraag, zoals ze dat in de antroposofie zeggen. We waren vorige week bij de introductiemiddag van de middelbare vrije school in Eindhoven, Novalis, waar onze zoon Bo naar toe gaat in augustus. Er was een mooie lezing voor de ouders, waarin werd verteld dat het doel van deze school is om de leerling te brengen bij de vraag die hij of zij heeft in dit leven.
Als ik me bewust ben van mijn oorsprong, vindt er een verwondering plaats over alles wat ik zie. De natuur, de luchten, de wolken die door de lucht zweven. Alsof ik alles in het moment voor het eerst zie. Het is niet zo gek dat we als mens zo geobsedeerd zijn door de materie, ook al verliezen we er ons soms in en vergeten we waar we vandaan komen. Ik neem deze materiële werkelijkheid waar, omdat ik vanuit het geestelijke ingedaald ben in mijn lichaam. Dit lichaam als tijdelijke behuizing van mijn eigenlijke ik, die zijn oorsprong vindt in het geestelijke, immateriële. En alles wat wij volgens mij te doen hebben is deze materiële wereld lief te hebben. Het doel is niet om het lichamelijke, het materiële te overstijgen, maar om het lief te hebben. Dit bewustzijn, wat ik af en toe ervaar, maakt me eigenlijk gelukkig. Dan ben ik even in twee werelden tegelijkertijd. Het misverstand is dat we denken dat de materiële wereld ons gelukkig kan maken, bv. door dingen te bezitten. Hebben is eigenlijk een gekke neiging, een gekke kronkel. Vanuit de conditionering in onze kapitalistische maatschappij die gebaseerd is op bezit is dit de normaalste zaak van de wereld, maar misschien is dit helemaal niet zo’n vanzelfsprekendheid als wij wel denken. Het is mooi hoe de eerste christelijke gemeenschap beschreven wordt in de Handelingen van de apostelen (laatste stukje hoofdstuk 2). De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichten, vervulden iedereen met ontzag. Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.
Het doet me denken aan een gedicht van Eduard Hoornik. Het was een van mijn favoriete gedichten tijdens mijn middelbare school.
Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken
en daarheen langzaam worden opgelicht.
Ieder mens heeft wel zijn vorm of manier om zich te verliezen in het materiële, om te vergeten dat zijn of haar oorsprong in het geestelijke ligt. Met het stijgen van de temperatuur de afgelopen weken, laaide ook mijn gevoel van begeerte op. Het is een gevoel dat ik als man goed ken en dat de neiging heeft om een eigen weg te gaan, mij met zich mee nemend, jagend naar dat wat mijn begeerte in zijn vizier heeft. Het is soms een grote worsteling om in balans te blijven als ik me gevangen voel zitten in deze begeerte. Als het me lukt om dit sterke gevoel goed waar te nemen, te bestuderen, word ik me bewust dat deze begeerte een lege huls is. De begeerte wil iets hebben, bv. die mooie vrouw daar op straat met een opwaaiend zomerjurkje, maar tegelijkertijd merk ik dat het hebben de begeerte niet oplost. Het hebben van wat ik begeer, verlost of vervult de begeerte niet. Alsof de begeerte een illusie is of anders gezegd; het beeld dat het najaagt is een illusie. Ik heb als man namelijk beelden ontwikkeld van hoe een vrouw moet zijn. Het is een beeld in mijn hoofd en ik probeer de werkelijkheid te manipuleren naar dat beeld. Het is een beetje hetzelfde als met bezit. Ik denk dat het bezitten van dat huis mij gelukkig maakt, dat grote huis daar, vrijstaand in een mooie wijk met een zwembad achter in de tuin. Als ik het dan bezit moet ik het behouden en zet ik een groot hek rond het huis en camera’s die de omgeving in de gaten houden. Bezit maakt me onrustig, want ik ben bang om het te verliezen. Ik ervaar geen vrede. Het is een buitenkant zonder binnenkant.
Als ik mijn begeerte als man onderzoek, merk ik dat ik ben opgegroeid in het beeld dat de vrouw mij moet dienen als man, dat zij moet aansluiten bij mijn begeerte. Veel vrouwen hebben ook het beeld dat zij de man moeten dienen. In dat beeld geeft de vrouw en ontvangt de man. Ik kom er steeds meer achter dat dit beeld niet klopt, niet klopt met de werkelijke energie die er is tussen man en vrouw. Wat ik werkelijk verlang is om me vanuit mijn begeerte over te geven aan een vrouw, aan de vrouw die ik lief heb. Op dat moment komen de liefde en mijn begeerte samen en krijgt mijn begeerte een andere richting. Hierbij is het belangrijk dat de vrouw aanwezig is en zich dus juist niet weggeeft, niet geeft. Maar in haar eigen energie aanwezig is met haar eigen begeerte, met haar eigen, persoonlijk genot. Dus niet gericht zijn op de begeerte van de man en zich daaraan aanpassen. Als ze bij zichzelf is, komt ze bij haar eigen, ontvangende energie en kan de man ontvangen. Voor de man is het dan belangrijk dat hij zijn begeerte beheerst, niet onderdrukt, maar bundelt en afstemt op het ritme van de vrouw. Hierin komt geest en lichaam samen als zijnde andere energieën met een ander ritme. Dit heb ik geleerd met vallen en opstaan, maar nog steeds is het een hele kunst om mijn eigen begeerte te beheersen en af te stemmen op de vrouw en niet verstrikt te raken, gevangen te zitten in de sterke kracht van mijn begeerte. Mijn begeerte maakt soms rare kronkels, omdat deze persoonlijke begeerte ook gevormd is door mijn verleden. Daar zit pijn, de pijn vanuit het gezin waarin ik ben opgegroeid. Pijn, minderwaardigheid, eenzaamheid, afgescheidenheid, me verloren voelen, in de steek gelaten, de overtuiging dat de liefde er niet is voor mij. Deze pijn als mens is ook de pijn als man. Het paradoxale is dat de liefde met juist brengt bij deze pijn, bij het onder ogen zien van deze pijn. En bij het aanvaarden van mezelf en de wegen die ik ga vanuit deze minderwaardigheid, deze afgescheidenheid. In mijn gedachten, in mijn gedrag.
Pas had ik een bijzondere ervaring tijdens mijn ochtendmeditatie. Ik voelde plots een diepe vriendschap vanuit het geestelijk deel van mezelf, vanuit de liefde. Een ervaring van de volmaakte vriendschap. Zoals ik al wel eerder heb gehad met zo’n ervaring, was dit een gevoel dat ik helemaal niet kende. Logisch, want de vriendschap van mensen is niet volmaakt, maar deze wel. Het voelde als een vriend bij wie ik mijn verhaal kwijt kan plus de emotie die daarbij hoort. Iemand die er helemaal voor me is. De ideale vriend. Het grappige was dit ik daarvoor een aantal dagen geworsteld had met mijn situatie, onze financiële situatie, de richting van mijn werk. Ik vroeg me af hoe ik nu wist of ik op het goede spoor zit, omdat er zo weinig bevestiging van buitenaf komt in deze tijd. Weinig geld, weinig klanten etc. Eigenlijk wilde ik een teken, een teken van buitenaf. En dan plots krijg ik zo’n ervaring als teken van binnenuit zou je kunnen zeggen.
Dit is waar de liefde me bij brengt, bij de diepe aanvaarding van wie ik ben, in mijn volmaaktheid en mijn onvolmaaktheid. Dat ik die beiden onder ogen zie. Tegelijkertijd, dat ik een lichtwezen ben, gemaakt van geest, van liefde en van de aarde ben, omdat ik in dit lichaam ben geboren. Worstelend met van alles en nog wat. Een apart punt om te ervaren dat het er tegelijkertijd allebei kan zijn. Ik denk en verwacht dan dat als de volmaaktheid er is, de onvolmaaktheid is verdwenen. Maar nu ervaar ik dat de volmaaktheid de onvolmaaktheid in zichzelf opneemt, aankijkt, aanvaard, zelfs liefheeft. Daar moet ik nog even aan wennen. En het brengt me op het spoor van wat ik hier op aarde te doen heb, vanuit de compleetheid, de volledigheid en de eenvoud van wie ik ben.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!