Gepubliceerd 23 mei 2016 | Door tom ribbens
Het is een steeds terugkerend verschijnsel, dat ik na bijna iedere vakantie, bij het oppakken van mijn verantwoordelijkheden, struikel over wat ik noem mijn bottleneck. De nauwe poort van valse overtuigingen, negatieve overtuigingen, zoals dat ik niet ben om van te houden of er is geen hulp voor mij, dus moet ik sterk zijn en mijn leven alleen dragen. Alles wat ik doe, voelt dan als moeten. Een moeten dat me benauwd, klem zet. En onder de benauwdheid van deze valse overtuigingen (vals omdat ze niet waar zijn), zit een klein, eenzaam jongetje dat liefde heeft gemist. Een jongetje dat bang is, in paniek, hulp en ondersteuning nodig heeft. Liefde, warmte, aandacht. En als ik in mijn functionele moeten zit, laat ik deze liefde voor dat jongetje, voor mezelf los. Dan ben ik alleen nog bezig met de vragen die anderen aan me stellen en waar ik me verantwoordelijk voor voel, wat weer een valse overtuiging is.
Zo ziet mijn persoonlijkheidsstructuur eruit en ik denk dat dit zo is bij de meeste mensen, bij ieder weer in een eigen, persoonlijke variatie. In ons allen is een gat aanwezig, veroorzaakt door een gebrek aan liefde in onze kindertijd, in welke vorm dan ook. Het gat probeert ieder mens in eerste instantie te vullen met iets van buitenaf, door gericht te zijn naar buiten. Deze invulling van buitenaf is niet efficiënt en tijdelijk, niet duurzaam, als een puzzelstukje dat niet past, ook al leven we misschien heel lang in de illusie dat het wel werkt. Totdat we vaak uit wanhoop onze aandacht naar binnen richten en antwoord krijgen vanuit onze essentie. Vanuit een (geestelijke) werkelijkheid waarin geen verdeeldheid of afgescheidenheid heerst, maar eenheid. Dan wordt het gat gevuld met precies datgene wat past. Dan begrijpen we door deze ervaring van essentie dat we zonder dit gat nooit zouden gaan zoeken naar deze werkelijkheid als bodem voor onze diepere en werkelijke identiteit. Dan wordt dat wat we zo vaak proberen te ontwijken, omdat het verdomde pijn doet, een geschenk.
Zolang we vast blijven zitten in de identificatie met ons ego, die de oplossing voor ons gat, ons tekort buiten onszelf zoekt, zijn we als een rups die probeert te vliegen. Misschien hebben we als rups wel gedroomd dat we konden vliegen en proberen we vanuit een oprecht verlangen telkens weer van de aarde los te komen. Hoe groot ons verlangen en doorzettingsvermogen ook is, we zullen er achter moeten komen dat een rups met de instrumenten die het heeft, nooit kan vliegen. We zullen steeds weer te pletter slaan, struikelen over de bottleneck van ons ego. Net zolang totdat we snappen dat de pijn van ons ego de bodem vormt voor het geboren worden van de potentie die in de rups verborgen zit. Niet door de pijn te ontwijken, maar juist door hem toe te laten. De pijn van het kleine jongetje of meisje dat de onvoorwaardelijke liefde heeft gemist. Door die pijn innerlijk toe te laten, wordt de weg vrijgemaakt voor een antwoord van binnenuit. En als we dan langzaam dat liefdevolle antwoord leren kennen, leren vertrouwen, kunnen we ons hieraan leren overgeven. Kunnen we onze oude identiteit met valse en negatieve overtuigingen loslaten en gaan inzien wat een prachtig mens we zijn. Dat als we ons meer gaan identificeren met ons geestelijk deel, onze goddelijke oorsprong, dat we tot prachtige dingen in staat zijn. Dan wordt de rups een vlinder, die werkelijk kan vliegen!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!