Gepubliceerd 20 april 2014 | Door tom ribbens
Het begon met een Boeddhistische tekst, die iemand een paar weken geleden op facebook zette over compassie. Een mooie tekst, die een mooi en volmaakt beeld schetste over een mens die compassie uitoefent. Een mooi beeld om naar te streven. Maar ik voelde er niets bij. Die zelfde week ving ik echter een glimp op van wat compassie voor mij betekent. Al maanden worstel ik met mijn moeder, de keuzes die ze in haar leven maakt, waardoor ze steeds verder zich terug trekt in haar huis. Haar wereldje wordt kleiner, ze neemt steeds minder initiatief om contact te maken. Voor haar 70e verjaardag namen mijn broer en ik haar mee naar de musical van Soldaat van Oranje, wat zichtbaar een grote indruk op haar maakte. Maar zelfs daarna bleef het stil. Haar gedrag raakte me in de diepe pijn van niet gezien worden in wie ik ben, een pijn die zijn wortels heeft in het gezin waar ik ben opgegroeid met een vader en een moeder met hun specifieke persoonlijkheden. Uiteindelijk besloot ik toch haar te bellen en haar te vragen of er een reden was dat ze niets van zich had laten horen. Of er iets was. Ze vertelde dat de musical inderdaad een grote indruk op haar had gemaakt en haar had teruggebracht naar haar eigen verleden. Ze was geboren in het stadje Steenbergen midden in de oorlog. Twee weken lang was ze helemaal vol van de musical geweest, maar haar manier was om dit in haar eentje te verwerken. Zo is ze dat al heel haar leven gewend. En daarin wordt ze voor mij steeds zichtbaarder, ook na het overlijden van mijn vader, die zo dominant aanwezig was, dat ze zich achter hem kon verbergen, onzichtbaar kon zijn. Dat is niet goed, zei ze nog, ik had je moeten bellen. Het raakte me om haar onmacht te zien in het omgaan met deze emoties, hoe van kinds af aan, ze op deze geïsoleerde manier met emoties is omgegaan, er dus voor haar niemand was. Haar afgescheidenheid en eenzaamheid raakte me, haar te zien zoals ze is en ik voelde compassie. Niet als een afhankelijk kind van zijn moeder, maar als een gelijkwaardig mens.
Toen was het palmzondag, een week geleden. Dit schreef ik in mijn dagboek; in plaats van iemand – Jezus – echt te zien, wat hij is komen brengen, de volle betekenis die hij heeft, maken we een beeld van hem. Jezus heeft voor mij te maken met mogelijkheid tot compassie, tot belangeloze liefde, onvoorwaardelijke liefde, dat hele diepe punt dat in ieder mens aanwezig is. Dat punt heeft Jezus geraakt, dat punt dat menselijke gezien bijna niet mogelijk is, omdat ik zo diep moet gaan. Moet sterven aan al mijn belangen, vooroordelen, verwachtingen, mijn beelden waar ik alles en iedereen in vang, in gevangen zet. Daar gaat palmzondag voor mij over. Jezus wordt voor het karretje gespannen van iedereen die wilde dat hij de Joodse mensen zou bevrijden van de Romeinen. Hoe dualistisch. Ook bij de Romeinen waren er mensen die een glimp opvingen van wie Jezus was, wat hij kwam brengen, door hem werden geraakt. Daar maakte Jezus geen onderscheid in, zoals er tijdens WOII ook goede Duitsers waren, Duitsers met een hart, die integer handelden.
Op een ochtend later deze paasweek werd ik boos op Gebi, omdat ik vond dat ze dicht zat, afstandelijk deed, bezet was door van alles en nog wat, geblokkeerd was in haar liefde, wat me pijn deed. Deze boze reactie gaf een confrontatie, waarna ik de mogelijkheid had om naar mezelf te kijken en te zien wat voor mij nu de reden was van deze boosheid. Deze reden ligt altijd in mezelf. Ik maakte weer een beeld van Gebi, een beeld van hoe ik vind dat een vrouw moet zijn. Namelijk altijd stromend en altijd in liefde. Alsof een vrouw dit stromende element vertegenwoordigt. En misschien is dit wel zo, maar dan gaat het wel over het vrouwelijke, het stromende in mezelf. Ik verlang ernaar dat mijn liefde stroomt, maar projecteerde dit op Gebi, de uiterlijke vrouw naast me. Door de confrontatie die ochtend kon ik even zien wie Gebi was, haar onmacht, de onmacht van haar eigen dicht zitten. Ik voelde de pijn die me dat deed, maar ook de compassie voor haar die daar onder zat. Omdat ik het zwaartepunt niet meer buiten mezelf plaatste, maar in mezelf.
Compassie is voor mij geen mooi, volmaakt beeld waarnaar ik moet streven, maar het is een toelaten van de werkelijkheid zoals deze is; onvolmaakt, afgescheiden. Zoals het ook mijn hart raakt als een medemens de moed heeft om zich te openen in zijn of haar onvolmaaktheid in plaats van alleen zijn volmaaktheid en perfectie toont. Als ik dan de pijn hiervan kan toelaten, kom ik daaronder de liefde tegen die er is. Een liefde die me vrij en onafhankelijk maakt van de wereld om me heen, maar wel verbonden. Voor mij betekent Pasen dat Jezus met zijn leven en zijn sterven deze diepe liefde is komen brengen, deze liefde voor ieder mens heeft mogelijk gemaakt. Als een zaadje dat in ieder mens is geplant en de mogelijkheid heeft om tot ontwikkeling te komen. Hiervoor dient men zich wel te verbinden met de geestelijke werkelijkheid. Deze gaat verder dan de materiële werkelijkheid, waaraan we zoveel waarde hechten in onze op materie gerichte maatschappij. Dat is een grote uitdaging, waarbij het mij altijd helpt om in de natuur te zijn, om de groeikracht te zien en te ervaren in de natuur, waar ik deel van ben. Ook dat is voor mij Pasen, het ervaren van de enorme groeikracht van de natuur, die in al zijn ontelbare vormen op dit moment uit zijn voegen barst en de enorme overvloed laat zien waarin we leven.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!