Het was de eerste keer dat ik zo met het zorgpatroon van mijn enneagram type (2) werd geconfronteerd, een patroon wat niet een duurzame en gelijkwaardige basis biedt voor een relatie.
Het enneagram beschrijft het moment dat ieder mens afgescheiden raakt van zijn met de eenheid verbonden essentie en in 9 patronen (menstypes) uiteenvalt. Elk ego-patroon zou je kunnen zeggen en de aanvaarding daarvan, is de ingang om weer in verbinding te komen met die eigen essentie. Het ego hoeft niet weg, maar is in feite het negatief van de essentie, bevat informatie om weer terug te keren tot die essentie. Het is het beeld van de draak, die de schat bewaakt. Juist het onder ogen zien van de draak, maakt de weg naar de schat mogelijk. Ik kan zien dat mijn eigen patroon, mijn overleving, is ontstaan in mijn gezin en het drama rond het overlijden van mijn zusje. De onmacht die er toen was bij mijn vader en moeder heb ik als klein kind (onbewust) opgepakt en is in mij verhard tot een zorgpatroon, waar ik me in het bijzonder mee identificeer.
Kort nadat de relaties spaak liepen met mijn beste vriend en vriendin leerde ik mijn huidige vrouw Gebi Rodenburg kennen en ik kreeg met haar een heel andere relatie dan met de vorige vriendin. Het was minder symbiotisch, veel meer twee ikken, die in een relatie kunnen groeien.
De geboorte van mijn twee kinderen waren en zijn voor mij aanleiding om nog meer zelfonderzoek te verrichten, omdat zij mij scherp confronteren met mijn onmacht om onvoorwaardelijk van hen te houden. Mijn onmacht die werd veroorzaakt door mijn conditionering (mijn zorgpatroon en mijn angst bijvoorbeeld dat mijn kinderen iets overkomt).
Door Gebi leerde ik de Voorde kennen; een zingevingcentrum dat bij Zwolle was gevestigd. Ook zette ik in die tijd mijn eigen werk op (Stichting Met hart en ziel) en door de instrumenten die ik bij de Voorde leerde, ging ik een paar jaar later mensen begeleiden onder de naam WerkWaardig.
Een scherpe confrontatie met de initiatiefnemer van de Voorde, deed me besluiten om de Voorde los te laten. Die stap naar meer autonomie bracht me ook weer terug bij mijn eigen, meer Christelijke spiritualiteit. Het bracht mijn vertrouwen terug dat ik een eigen, authentieke spirituele ervaring kan hebben. Ik vond daarbij een nieuwe, meer passende leraar in Mária Hillen, die mij telkens weer wees op mijn autonome, onafhankelijke ervaring.
De aanslag in New York op 11 september 2001 was een nieuw schokmoment voor mij, ik kan me dat nog levend herinneren. Ik had echt het gevoel; nu is het genoeg, nu is het moment voor een wereldwijde bezinning. Deze kwam er echter niet. Bij mij bleef diep de vraag over naar wat onze verantwoordelijkheid als mens is. Een vraag die trouwens ik al eerder stelde in de scriptie die ik schreef voor mijn studie Maatschappelijk Werk; het spanningsveld voor maatschappelijk werkers tussen menselijkheid en zakelijkheid. Ik zag de aanslag in New York niet als een losstaand gegeven, waar een aantal individuen verantwoordelijk voor zijn (de schuldigen, die gewroken dienen te worden). Het zei mij ook iets over de crisis waar onze eigen samenleving in beland is.
De vraag naar de menselijke verantwoordelijkheid bracht me op het spoor van wat ik even noem de nieuwe wetenschap van de ontdekking van het kwantumveld. Ik heb daar toen veel over gelezen, oa. Ervin Laszlo, maar ook Joseph Jaworski (Synchroniciteit, Presence).
Het sloot aan op mijn eigen spirituele ontwikkeling en dat wat ik op dat moment leerde op de Voorde en de Pulsaropleiding die ik deed.
Mijn inzicht was dat ik me als mens kan verbinden met dit veld, dit veld van overvloed. En dat ik vanuit die verbinding vanuit mijn talent zou je kunnen zeggen, een bijdrage lever aan de wereld. Dat het mijn taak is om die verbinding telkens weer te zoeken en mijn afgescheidenheid, mijn tekort kan overstijgen. Vanuit die verbinding ben ik een met alles om mij heen. Daar lag mijn antwoord op de vraag naar de verantwoordelijkheid van de mens. Als nu maar genoeg mensen, individuen deze verbinding maken en dan komen er vanzelf genoeg om het geheel te veranderen, een nieuw uitgangspunt, paradigma te geven. Daarmee ook het belang aangevend van innerlijk werk.
Naast de lerares die ik op dit moment heb, Maria Hillen heb ik een aantal mensen (Dorle Lommatzsch en haar man Kees Peters) ontmoet die aangesloten zijn bij de gemeenschap van Almaas, een soefileraar, die uitgebreid de spirituele dimensie beschrijft van het enneagram. Een fascinerend instrument dat ik vroeger bij Gurdjieff heb leren kennen en als tiener al op het prikbord in mijn slaapkamer tekende. Ik schreef daar al eerder over in het kader van mijn eigen zorgpatroon. De laatste jaren hebben mijn vrouw Gebi en ik verschillende programma’s gevolgd bij de Innerlijke lijn in Zaltbommel. Hier wordt op een gedegen manier de weg geopend om contact te maken wat zij noemen je geestelijk deel. Dat deel dat mij precies geeft wat ik nodig heb, dat mij als mens compleet maakt.
Vanaf 2004 wonen Gebi en ik met onze twee kinderen op het mooie Landgoed Nieuwkerk, ruim 10 kilometer onder Tilburg, op de grens van Nederland en Belgie. Het was een geschenk voor mijn veertigste verjaardag en zo beschouw ik het nog steeds. Het wonen midden in de natuur biedt een prachtige spiegel voor mijn innerlijke groei. Op deze plek geef ik samen met Gebi mijn werk vorm door mensen met een psychische beperking te begeleiden individueel en met dagbesteding.
Ik ben een zoeker. Geen weter, iemand die er al is. Om me heen heb ik mensen verzameld, waarvan ik denk dat ze mijn groei ondersteunen, stimuleren. Groeien doe ik niet alleen, dat doe ik samen. Op de eerste plaats met mijn geestelijk deel, mijn gids, mijn innerlijke leermeester, God, hoe je dit ook wilt noemen. Op de tweede plaats samen met de mensen, die een langere of kortere tijd met me meereizen. Mijn reisgenoten. En misschien maakt dat wel helemaal niet uit of dit nu collega’s zijn, mijn vrouw en mijn kinderen of de klanten van onze praktijk Mens&Groei. Of de mannen die ik sinds 2009 me heen heb verzameld, collega’s, alternatieve therapeuten (naast de eerder genoemde Kees Peters zijn dat Ad Rek en Henk van Hal). We delen onze innerlijke en uiterlijke ontwikkeling (misschien wel een vorm van mannelijke inwijding). Voor mij voelt dat warm, heel warm. De warmte, de aanwezigheid, die voelt als een vader.
Zo kom ik weer terug bij het begin. Mijn eigen vader en moeder als basis voor mijn eigen leven. Ze hebben mij gegeven wat ze konden en dat was genoeg voor mijn fysieke ontwikkeling. Maar in mij was meer, ik wilde groeien, ik wilde geboren worden. Die drang, dat verlangen had een andere bodem nodig. Het is mijn lot dat ik die vruchtbare bodem steeds zelf moeten scheppen.
Mijn reis wordt vervolgd.